De Nomad guesthouse in Kuching was een week lang niet alleen onze uitvalsbasis, maar ook onze thuis ver weg van huis. Je begrijpt dus wel dat het mij behoorlijk zwaar viel om afscheid te nemen van die lieve tattoo-vriendjes. Dag Ernesto, dag Chris en dag andere kerel van wie ik de naam na zo veel dagen nog altijd niet kan onthouden... Het ga jullie goed. Keep on baking those pancakes!;-)
Enfin, veel tijd om hierover te treuren kregen we niet, want de afgelopen dagen waren zo onwaarschijnlijk zwaar dat onze gedachtengang vernauwd werd tot zeer simpele overpeinzingen, als daar zijn: waarom doen we dit in godsnaam? Hoe ver is het nog? Wordt het nog steiler? Is dit eigenlijk wel menselijk? En wanneer krijgen we eten?
Ik heb het over de beklimming van de Mount Kinabalu, met zijn 4095m de hoogste berg van Zuidoost-Azie (het gebied tussen de Himalaya en Guinea wordt hiermee bedoeld).
Mensen van alle leeftijden en fitheidniveaus wagen zich eraan en het zou zelfs een van de makkelijkst te beklimmen pieken ter wereld moeten zijn (omdat je geen specifieke uitrusting en hulpstukken nodig hebt). Maar geloof me, dat is een understatement. Commercieel geinspireerd zelfs denk ik. Elke dag komen er zo'n honderd mensen naar het Nationaal park en als die de berg willen beklimmen, dan moeten ze ook logement, eten en transport ter plaatse regelen. Je kan niet anders. En dat is iets wat de beheerders duidelijk goed begrepen hebben, want echt uit alles wordt er geld geslagen (lockers, handdoeken, de shuttle-service, extra regenvestjes en handschoenen,...). Meer nog, de dag dat wij toekwamen hadden ze beslist om alle prijzen zowat te verdubbelen!
Dag 1 van deze trip was weinig spectaculair. Noem het een rustig aanloopje.
Op de luchthaven een taxi naar het busstation in Kota Kinabalu genomen en van daaruit meteen met een minibus doorgereden naar het Nationaal Park, zo'n 88 km verder. Amper daar of het begon gigantisch te gieten. De hele middag dus op onze (gelukkig heel mooie) kamer gebleven en vroeg in bed gekropen.
Maar op dag 2, om 8u, zijn we aan de bewuste klim begonnen. En ik kan het niet genoeg benadrukken, die is niet voor woesies. Ook al lijken die 8.7 km op het eerste gezicht misschien niet zo onoverkomelijk...
De weg is lang en het pad gaat de hele tijd stijl, bijna loodrecht naar boven. Of het nu loopt via aangelegde trappen of gewoon via een natuurlijke stenenophoping, er lijkt geen einde aan te komen. Doorzetten is de boodschap dus. Keihard blijven doorgaan, ook al doet het pijn.
Na 6 km afzien kom je aan in een resthouse en daar kan je rusten, eten (ongelooflijk lekker dinner- en ontbijtbuffet! Alleen jammer dat al dat eten door dragers naar boven gebracht moet worden. Dag na dag. Die mannen sjouwen tot veertig kilo per keer de berg op en ook al hebben ze het mss al honderden keren gedaan, ze zien geweldig af. En dat voor een hongerloontje. Minder nog dan een gids hebben ze, en die krijgt al maar 7 euro per tocht! Nu ja, die laatste doet dan ook echt wel heel weinig. Het pad is duidelijk aangegeven, dus daar is hij al niet voor nodig en hij geeft verder ook totaal geen uitleg over de planten ofzo. Hij loopt gewoon constant een paar honderd meter achter je. Beetje vreemd toch wel.), praten met andere klimmers (Belgisch koppel dat we als eens in Miri ontmoet hadden, terug gezien) en even slapen. Even bedoel ik hier heel letterlijk, want om 2u30 de volgende morgen moet je er alweer uit (Ook bijzonder pijnlijk, want ik heb amper geslapen omdat we op een kamer van vier lagen, samen met een luid snurkend Chinees koppel!), zodat je op tijd te top bereikt om de zonsopgang mee te maken. Wij- dat is Wouter, ik en Dean (een cameraman uit Brisbane, Australie)- waren eigenlijk veel te snel boven, zodat we nog een uur in de ijzige kou moesten wachten. Twee topjes, een vestje, twee truien, een regenjas, een sjaal, handschoenen en een haarband had ik aan en zelfs die uitgebreide, weldoordachte combinatie was niet genoeg om mezelf warm te houden. Gelukkig maakte de sunrise en de daaropvolgende ochtendstond alles goed! Hadden trouwens weeral dikke vette chance: het regende niet en er was amper bewolking. Komt weinig voor. Een fenomeel uitzicht dus op een prachtig maanachtig landschap!
Daarna nog een halve dag verder doorbijten, want na een beklimming volgt helaas een afdaling en die is zeker ook niet te onderschatten. Fysiek veel makkelijker uiteraard, maar je moet constant blijven focussen op al die steentjes en balkjes voor je en dat vreeeeeeet energie. Heerlijk wel om te zien welk traject je hebt afgelegd de dag ervoor (heb ik dat echt allemaal naar boven gedaan??? denk je de hele tijd) en nog fijner om nieuwe mensen hevig zwetend en puffend bergop te zien strompelen! ;-)
Om 12u weer helemaal beneden. En net zoals gisteren, juist voor de felle regen. Wat een timing! Of ja, misschien gewoon nog maar eens geluk. Want zoals je al weet... we lucky people! :-)
Ondertussen zitten we terug in Kota Kinabalu zelf. De grootste stad van de provincie Sabah, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Het is hier lelijk, compleet charmeloos en er valt geen bal te beleven.
Gelukkig zitten we in een deftig guesthouse en blijven we maar een nacht. Dean is er ook nog bij voorlopig, maar morgen scheiden onze wegen. Hij gaat dan een week naar Thailand en wij kiezen voor een heel rustig laatste vakantiedagje. Het plan is om de boot te nemen naar een van de vijf eilanden hier vlakbij KK en daar te relaxen in een sjiek resort. De enige inspanningen die we onszelf daar zullen toestaan, zijn lopen van strandstoel naar zee of zwembad en terug. En als het echt nodig is: een beetje snorkelen. Soms moet je gewoon streng zijn voor jezelf.
Kus,
X
Enne... just for the record. Dit waren onze (de kenners gaan het moeten toegeven, toch wel scherpe) tijden:
BEKLIMMING
-Timpohon Gate (1866 m) - Laban Rata resthouse (3272 m)= 6 km: 3u30
-Laban Rata- top (4095m)= 2.72 km: 1u45
AFDALING
-top - Laban Rata: stomweg vergeten te timen, veel gestopt alleszins om foto's te nemen (niet omdat we het moeilijk hadden :-))
-Laban Rata-Timpohon Gate: 2u30
zaterdag 19 januari 2008
woensdag 16 januari 2008
Sibu
Over onze uitstap naar Sibu zou ik in principe heel kort kunnen zijn: totaal niet de moeite. Maar ik zal toch net iets meer vertellen. Want als je iets slecht vindt, dan moet je ook kunnen zeggen waarom. Zo hoort dat.
Het begon al met de boottocht over de Batang Rejang-rivier er naartoe: lang (5u- meer dan 300 km), ijskoud (de airco had blijkbaar maar 1 stand: 10 graden ofzo. En geloof me, dat is dodelijk als je sleft op sandalen en enkel een dun vestje bij hebt!), oersaai (grote rivier, in de verste verte niks op de oevers te zien) en mottigmakend (de boot vaart aan hoge snelheid en in combi met het woelige water zorgt dat af en toe voor een iets te groot Bobbejaanlandgevoel). En dan te weten dat het onze oorspronkelijke bedoeling was om hierna nog eens drie uur door te varen naar Kapit, een groot dorp in hartje binnenland. We zijn onszelf zeer dankbaar dat we dat plan letterlijk laten varen hebben.
De stad zelf dan. Sibu is een lelijke, vieze, vuile, stoffige havenstad waar geen bal te beleven valt. Er wonen overwegend Chinezen en die baten allemaal even vettige cafeetjes en restaurantjes uit. Gelegenheden waar ze duidelijk maar hoogst zelden witte toeristen over de vloer krijgen, want zowel de mannen als de vrouwen konden maar niet stoppen met staren en gapen. Had echt schrik dat er eentje met zijn brommer ergens tegenaan zou rijden of dat ie noedels in z'n neus ipv in zijn mond zou steken.
Uit pure armoe zijn we dan maar bovenop een Chinese pagode gaan staan (dat uitzicht over de stad wilden we- zoals je begrijpt- echt niet missen), hebben we geshopt (de buit was voor Wouter: een namaak-klakse en een pak illegaal gekopieerde dvd's) en zijn we 's avonds naar de lokale cinema geweest. Ook daar stond die vervloekte airco weer in antarctica-mode en we moesten het bovendien stellen met de film "National Treasure: book of secrets". Bezwaarlijk straf te noemen, maar de enige in het Engels. Daarna moe en niet zo voldaan onder vale lakens gekropen in een vieze kamer bedekt met groezelige tapisplein en versierd met bruin bevlekte roze gordijnen. Echt charmant. Het was nochtans de beste optie volgens Lonely Planet.
Vandaag lang uitgeslapen, koffietje gedronken, ontbijt gekocht op de markt en dan om halftwaalf de boot weer op, terug naar Kuching. Deze keer geen moment binnen gebleven, maar meteen op het dek plaatsgenomen. Winderig, lawaaierig, saai en geheel oncomfortabel (zitten op de stalen buizen die ze bankjes noemen was niet lang houdbaar en dus ben ik na een tijdje tegen een stapel dozen gaan liggen. Bleek dat daar kippen inzaten! Mmm, vond de geur en het feit dat ze af en toe bewogen al een beetje verdacht.), maar alles beter dan die frigo beneden.
Als beloning voor de vele uren afzien, heb ik mezelf daarnet wel beloond met een groot Iban-beeld. Weegt zeker 5 kilo. Voorlopig enkel vage ideeen over hoe ik dat deftig in Belgie ga krijgen.
Bon, morgenochtend beginnen we al aan de laatste episode van deze reis. Het gaat echt snel nu. We vliegen door naar Kota Kinabalu, de grootste stad van Sabah, om er o.a de Mount Kinabalu (4095 m) te beklimmen. Stijn, wat is de te kloppen tijd???
Dikke zoen,
Erie en Wouter
Het begon al met de boottocht over de Batang Rejang-rivier er naartoe: lang (5u- meer dan 300 km), ijskoud (de airco had blijkbaar maar 1 stand: 10 graden ofzo. En geloof me, dat is dodelijk als je sleft op sandalen en enkel een dun vestje bij hebt!), oersaai (grote rivier, in de verste verte niks op de oevers te zien) en mottigmakend (de boot vaart aan hoge snelheid en in combi met het woelige water zorgt dat af en toe voor een iets te groot Bobbejaanlandgevoel). En dan te weten dat het onze oorspronkelijke bedoeling was om hierna nog eens drie uur door te varen naar Kapit, een groot dorp in hartje binnenland. We zijn onszelf zeer dankbaar dat we dat plan letterlijk laten varen hebben.
De stad zelf dan. Sibu is een lelijke, vieze, vuile, stoffige havenstad waar geen bal te beleven valt. Er wonen overwegend Chinezen en die baten allemaal even vettige cafeetjes en restaurantjes uit. Gelegenheden waar ze duidelijk maar hoogst zelden witte toeristen over de vloer krijgen, want zowel de mannen als de vrouwen konden maar niet stoppen met staren en gapen. Had echt schrik dat er eentje met zijn brommer ergens tegenaan zou rijden of dat ie noedels in z'n neus ipv in zijn mond zou steken.
Uit pure armoe zijn we dan maar bovenop een Chinese pagode gaan staan (dat uitzicht over de stad wilden we- zoals je begrijpt- echt niet missen), hebben we geshopt (de buit was voor Wouter: een namaak-klakse en een pak illegaal gekopieerde dvd's) en zijn we 's avonds naar de lokale cinema geweest. Ook daar stond die vervloekte airco weer in antarctica-mode en we moesten het bovendien stellen met de film "National Treasure: book of secrets". Bezwaarlijk straf te noemen, maar de enige in het Engels. Daarna moe en niet zo voldaan onder vale lakens gekropen in een vieze kamer bedekt met groezelige tapisplein en versierd met bruin bevlekte roze gordijnen. Echt charmant. Het was nochtans de beste optie volgens Lonely Planet.
Vandaag lang uitgeslapen, koffietje gedronken, ontbijt gekocht op de markt en dan om halftwaalf de boot weer op, terug naar Kuching. Deze keer geen moment binnen gebleven, maar meteen op het dek plaatsgenomen. Winderig, lawaaierig, saai en geheel oncomfortabel (zitten op de stalen buizen die ze bankjes noemen was niet lang houdbaar en dus ben ik na een tijdje tegen een stapel dozen gaan liggen. Bleek dat daar kippen inzaten! Mmm, vond de geur en het feit dat ze af en toe bewogen al een beetje verdacht.), maar alles beter dan die frigo beneden.
Als beloning voor de vele uren afzien, heb ik mezelf daarnet wel beloond met een groot Iban-beeld. Weegt zeker 5 kilo. Voorlopig enkel vage ideeen over hoe ik dat deftig in Belgie ga krijgen.
Bon, morgenochtend beginnen we al aan de laatste episode van deze reis. Het gaat echt snel nu. We vliegen door naar Kota Kinabalu, de grootste stad van Sabah, om er o.a de Mount Kinabalu (4095 m) te beklimmen. Stijn, wat is de te kloppen tijd???
Dikke zoen,
Erie en Wouter
maandag 14 januari 2008
Lalang Longhouse: op bezoek bij de koppensnellers
Laat me beginnen met enkele geruststellende woorden: er worden geen koppen meer 'gesneld' tegenwoordig. Hoofden van vijanden afhakken om ze als een soort trofee mee naar huis te nemen (ongeveer zoals wij een beker op de schoorsteen zouden zetten zeker?), is een praktijk die al meer dan een halve eeuw niet meer uitgevoerd wordt. Wat wel nog bestaat zijn de unieke woningen waar de krijgers woonden en die nu onderdak bieden aan enkele oud-strijders en hun vele nakomelingen. Dat zijn de longhouses. Lange huizen, op palen, waarin meerdere families wonen. Een dorp in een huis als het ware. Er is een gemeenschappelijk 'terras', maar elk gezin heeft zijn eigen woonruimte.
Wij zijn eergisteren na een vier uur-durende rit vanuit Kuching, met tussenstops in het orang oetang rehabilitatiecentrum van Semenggogh (Had ik meer van verwacht. Was een beetje Planckendael in de jungle. De apen worden gevoederd en daar staat dan een buslading toeristen op te kijken. Elke move van de beesten wordt gefilmd en gefotografeerd en dat terwijl ze zo ver van je afzitten dat je cameraschermpje enkel een grote harige vlek laat zien!) en op de levendige markt van Serian (om inkopen de doen voor ons verblijf en om wat local food & fruit te proeven), kort na de middag aangekomen aan de Skrang-rivier. Hier nam Aba, organisator en slechte chauffeur all in one, afscheid van ons en moesten wij de longboat op voor nog eens anderhalf uur. Dan pas arriveerden we op onze bestemming: Lalang Longhouse. Een van de weinige nog echt traditionele Iban-longhouses in de regio en eentje dat (nog) niet platgelopen wordt door toeristen. Slechts 1 a 2 keer per maand brengt Aba een paar mensen naar daar en de tour staat ook in geen enkele gids of brochure beschreven. Je moet er echt heel specifiek naar vragen. Een geluk dus dat ik met die twee kerels van het visitor's center aan de praat ben geraakt.
Enfin, het verblijf voldeed helemaal aan onze verwachingen. Al moet je je daar vooral geen al te spectaculaire dingen bij voorstellen. We hebben twee korte jungle trekkings gedaan (zodat we o.a hun kleine rubber- en peperplantages konden zien) en aangezien het regenseizoen niet meer is wat het geweest is, was ook zwemmen in de rivier een van onze favoriete bezigheden.
Maar het grootste deel van de tijd hebben we gewoon geleefd op het lokale tempo (heel wat versnellingen lager dan het onze dus) en de bewoners geobserveerd terwijl ze bezig waren met hun dagelijkse activiteiten: rubber verwerken, bamboematten en -manden weven, patchworkdekens maken, wassen, koken of gewoon in de hangmat liggen, wat babbelen en voor zich uitstaren.
Wij zijn eergisteren na een vier uur-durende rit vanuit Kuching, met tussenstops in het orang oetang rehabilitatiecentrum van Semenggogh (Had ik meer van verwacht. Was een beetje Planckendael in de jungle. De apen worden gevoederd en daar staat dan een buslading toeristen op te kijken. Elke move van de beesten wordt gefilmd en gefotografeerd en dat terwijl ze zo ver van je afzitten dat je cameraschermpje enkel een grote harige vlek laat zien!) en op de levendige markt van Serian (om inkopen de doen voor ons verblijf en om wat local food & fruit te proeven), kort na de middag aangekomen aan de Skrang-rivier. Hier nam Aba, organisator en slechte chauffeur all in one, afscheid van ons en moesten wij de longboat op voor nog eens anderhalf uur. Dan pas arriveerden we op onze bestemming: Lalang Longhouse. Een van de weinige nog echt traditionele Iban-longhouses in de regio en eentje dat (nog) niet platgelopen wordt door toeristen. Slechts 1 a 2 keer per maand brengt Aba een paar mensen naar daar en de tour staat ook in geen enkele gids of brochure beschreven. Je moet er echt heel specifiek naar vragen. Een geluk dus dat ik met die twee kerels van het visitor's center aan de praat ben geraakt.
Enfin, het verblijf voldeed helemaal aan onze verwachingen. Al moet je je daar vooral geen al te spectaculaire dingen bij voorstellen. We hebben twee korte jungle trekkings gedaan (zodat we o.a hun kleine rubber- en peperplantages konden zien) en aangezien het regenseizoen niet meer is wat het geweest is, was ook zwemmen in de rivier een van onze favoriete bezigheden.
Maar het grootste deel van de tijd hebben we gewoon geleefd op het lokale tempo (heel wat versnellingen lager dan het onze dus) en de bewoners geobserveerd terwijl ze bezig waren met hun dagelijkse activiteiten: rubber verwerken, bamboematten en -manden weven, patchworkdekens maken, wassen, koken of gewoon in de hangmat liggen, wat babbelen en voor zich uitstaren.
Vooral de chief en de andere oude mannen waren mooi om te zien. Veel tatoos die een stoer verleden verraden, maar nu lichtjes verschrompeld en traag bewegend. In alle stilte houden ook zij zich met zeer veel geduld bezig met allerlei handarbeid.
Onze gids ter plaatse, Entalai, was zo'n beetje de intellectueel van het gezelschap. De enige die wist dat er nog een wereld buiten het dorp was en de enige die fatsoenlijk Engels sprak. Een paar andere mannen kenden enkele woorden, maar de meeste locals gaven gewoon antwoord in het Iban, denkende dat wij die taal wel machtig zouden zijn. Tja, niet dus.
Naast lekker eten (o.a een bbq in de jungle waarbij alle eten gemaakt en opgegeten werd in bamboe), kregen we van Entalai (en zijn vrouw) heel veel uitleg over het leven in de longhouse. 20 families wonen er, dat betekent een man of zeventig dus. Ieder heeft z'n eigen leven, maar er wordt ook veel samen gedaan en alles wordt eerlijk verdeeld. Dat zagen we bijvoorbeeld bij het uitdelen van de cadeautjes die we meegebracht hadden... Alle bewoners verzamelden op het terras en elke familie kreeg vervolgens evenveel pakjes chips, koekjes en een beker chocomelk. Fijn om te zien dat ze daar heel blij mee waren.
Naast veel relaxen wordt er toch ook veel en hard gewerkt op de plantages. Ze verdienen dan een beetje geld door hun rubber en peper op de markt te verkopen, al hebben ze dat geld eigenlijk enkel nodig om brandstof voor de boten en 'extraatjes' te kopen. Voor de rest voorzien ze helemaal zelf in hun levensonderhoud. Rijst, fruit en groenten groeien als het ware in hun achtertuin, ze kweken vissen en kippen en er is genoeg hout en bamboe om te bouwen en matten en dergelijke van te maken.
De dichtste school ligt op 1 uur varen en dus zitten de kinderen allemaal op internaat. 2 weken daar en dan een weekend thuis. De school en dat internaat zijn trouwens volledig gratis en ook alle medische kosten worden volledig betaald door de overheid. Straf.
Vandaag met spijt in het hart, maar ook lichtjes opgelucht (niets doen is fijn voor even, maar geef mij uiteindelijk toch maar de drukke bewoonde wereld!) teruggekeerd naar Kuching. En daarnet al bij Mc Donalds gegeten zowaar. Sorry, maar was ff nodig na de overdosis rijst van de afgelopen dagen!
Tot snel,
X
Onze gids ter plaatse, Entalai, was zo'n beetje de intellectueel van het gezelschap. De enige die wist dat er nog een wereld buiten het dorp was en de enige die fatsoenlijk Engels sprak. Een paar andere mannen kenden enkele woorden, maar de meeste locals gaven gewoon antwoord in het Iban, denkende dat wij die taal wel machtig zouden zijn. Tja, niet dus.
Naast lekker eten (o.a een bbq in de jungle waarbij alle eten gemaakt en opgegeten werd in bamboe), kregen we van Entalai (en zijn vrouw) heel veel uitleg over het leven in de longhouse. 20 families wonen er, dat betekent een man of zeventig dus. Ieder heeft z'n eigen leven, maar er wordt ook veel samen gedaan en alles wordt eerlijk verdeeld. Dat zagen we bijvoorbeeld bij het uitdelen van de cadeautjes die we meegebracht hadden... Alle bewoners verzamelden op het terras en elke familie kreeg vervolgens evenveel pakjes chips, koekjes en een beker chocomelk. Fijn om te zien dat ze daar heel blij mee waren.
Naast veel relaxen wordt er toch ook veel en hard gewerkt op de plantages. Ze verdienen dan een beetje geld door hun rubber en peper op de markt te verkopen, al hebben ze dat geld eigenlijk enkel nodig om brandstof voor de boten en 'extraatjes' te kopen. Voor de rest voorzien ze helemaal zelf in hun levensonderhoud. Rijst, fruit en groenten groeien als het ware in hun achtertuin, ze kweken vissen en kippen en er is genoeg hout en bamboe om te bouwen en matten en dergelijke van te maken.
De dichtste school ligt op 1 uur varen en dus zitten de kinderen allemaal op internaat. 2 weken daar en dan een weekend thuis. De school en dat internaat zijn trouwens volledig gratis en ook alle medische kosten worden volledig betaald door de overheid. Straf.
Vandaag met spijt in het hart, maar ook lichtjes opgelucht (niets doen is fijn voor even, maar geef mij uiteindelijk toch maar de drukke bewoonde wereld!) teruggekeerd naar Kuching. En daarnet al bij Mc Donalds gegeten zowaar. Sorry, maar was ff nodig na de overdosis rijst van de afgelopen dagen!
Tot snel,
X
vrijdag 11 januari 2008
Bako National Park
"If you lucky you see monkey", "if you lucky you see special animal", "if you lucky you see special plant", 'if you lucky weather is good so you can fly" "if you lucky you don't have to wait for boat",... 't Zijn maar enkele van de zinnetjes die we hier zeer vaak te horen krijgen. M.a.w: wil je al je geplande zaakjes deftig voor mekaar krijgen, dan heb je een stevige portie geluk nodig. En potverdorie, wij ZIJN al zeer lucky geweest de afgelopen dagen!
De vluchten van en naar Mulu worden dikwijls vertraagd of zelfs afgelast omdat het weer te slecht is, maar wij vlogen zonder problemen over en weer. Veel beesten laten zich niet zien als er volk door hun territorium huppelt, maar wij mochten o.a al apen, slangen, hornbills, salamanders, kameleons en bergeekhoorntjes bewonderen. De meeste mensen zien geen speciale plantjes en bloemekes omdat ze er domweg over kijken, maar wij hadden een geweldige gids die ons wees op de mooiste pitcherplants en orchideeen. Het is regenseizoen, maar tot hiertoe regent het enkel 's avonds, 's nachts of als we in de auto zitten....
En jawel, ook vandaag hadden we het geluk aan onze kant!
Na alweer een slapeloze nacht (zou er zoiets als een chronische jetlag bestaan???) en een heerlijk ontbijt met pannenkoeken (gefixt door onze fijne gastheren), sprongen we tussen zeven en halfacht de local bus op voor een hobbeldebobbel- en maaginhoudverplaatsende rit naar de aanlegstijger van Bako. Van daaruit neem je dan de boot naar het nationaal Park, want dat ligt op een eiland in de Zuid-Chinese Zee.
Niet zo evident als het lijkt die transfer, want de zee kan in deze periode van het jaar zo woelig zijn dat de boatmen vaak beslissen om niet uit te varen. Maar bon, zoals gezegd: we were lucky today en dus konden we bij aankomst meteen de boot op.
Een dik kwartier later wordt je dan op een prachtig strand, vlakbij de Head Quarters van het park gedropt. Voetjes nog even in het water, dat Robinson-gevoel vastleggen op foto en dan op ontdekking... Wouter, ik, een paar rangers en pas veel later een stuk of vijftien andere toeristen. Meer volk liep er daar niet rond. Heerlijk dus. Alsof de verlaten stranden, mangroves en junglepaden prive-domein zijn!
We kozen voor een trekking van zes kilometer. Lang niet zo zwaar als de Pinnacles-tocht, maar wees gerust, het was nog altijd meer dan genoeg stijgen, dalen, zweten en afzien. Toch had ik er echt plezier in deze keer. Begon na een tijdje zowaar lichtjes te lopen en te springen. Zo vlot ging het.
Daarvoor en daarna nog aparte stukjes trail gewandeld om zo veel mogelijk beesten te zien. De lelijke, maar redelijk zeldzame neusapen (zoek maar eens een foto!) bleven helaas hoog en ver weg in hun boom zitten, maar de makaken en zilveraapjes sprongen wel heel kortbij van boom tot boom of over het pad. En we hebben ook twee soorten slangetjes gezien. Een oranje geval en een bladgroen-exemplaar. Dat laatste ziet er misschien schattig uit, maar mispak je niet, 't is een van de giftigste beesten in zijn genre. Als je gebeten wordt en niet meteen tegengif krijgt, kan je op vier uur tijd al dood zijn. Zeggen ze toch.
Vanvond dan geweldige seafood gegeten in een restootje op het dak van een parkeergarage en daarvoor met ricewine geaperitiefd op het terras van de guesthouse, samen met de eigenaars en twee kerels van het Kuching Visitors Center. Via hen de nodige info over homestays in een longhouse gekregen en meteen afgesproken met de man die alles van hieruit organiseert. Meer nog: 't is allemaal gefixt ondertussen. Morgen vertrekken we voor drie dagen en twee nachten naar een Iban-longhouse op 4u rijden en 2u bootvaren hier vandaan. Hop naar de headhunters dus!
Bisous en tot snel,
x
De vluchten van en naar Mulu worden dikwijls vertraagd of zelfs afgelast omdat het weer te slecht is, maar wij vlogen zonder problemen over en weer. Veel beesten laten zich niet zien als er volk door hun territorium huppelt, maar wij mochten o.a al apen, slangen, hornbills, salamanders, kameleons en bergeekhoorntjes bewonderen. De meeste mensen zien geen speciale plantjes en bloemekes omdat ze er domweg over kijken, maar wij hadden een geweldige gids die ons wees op de mooiste pitcherplants en orchideeen. Het is regenseizoen, maar tot hiertoe regent het enkel 's avonds, 's nachts of als we in de auto zitten....
En jawel, ook vandaag hadden we het geluk aan onze kant!
Na alweer een slapeloze nacht (zou er zoiets als een chronische jetlag bestaan???) en een heerlijk ontbijt met pannenkoeken (gefixt door onze fijne gastheren), sprongen we tussen zeven en halfacht de local bus op voor een hobbeldebobbel- en maaginhoudverplaatsende rit naar de aanlegstijger van Bako. Van daaruit neem je dan de boot naar het nationaal Park, want dat ligt op een eiland in de Zuid-Chinese Zee.
Niet zo evident als het lijkt die transfer, want de zee kan in deze periode van het jaar zo woelig zijn dat de boatmen vaak beslissen om niet uit te varen. Maar bon, zoals gezegd: we were lucky today en dus konden we bij aankomst meteen de boot op.
Een dik kwartier later wordt je dan op een prachtig strand, vlakbij de Head Quarters van het park gedropt. Voetjes nog even in het water, dat Robinson-gevoel vastleggen op foto en dan op ontdekking... Wouter, ik, een paar rangers en pas veel later een stuk of vijftien andere toeristen. Meer volk liep er daar niet rond. Heerlijk dus. Alsof de verlaten stranden, mangroves en junglepaden prive-domein zijn!
We kozen voor een trekking van zes kilometer. Lang niet zo zwaar als de Pinnacles-tocht, maar wees gerust, het was nog altijd meer dan genoeg stijgen, dalen, zweten en afzien. Toch had ik er echt plezier in deze keer. Begon na een tijdje zowaar lichtjes te lopen en te springen. Zo vlot ging het.
Daarvoor en daarna nog aparte stukjes trail gewandeld om zo veel mogelijk beesten te zien. De lelijke, maar redelijk zeldzame neusapen (zoek maar eens een foto!) bleven helaas hoog en ver weg in hun boom zitten, maar de makaken en zilveraapjes sprongen wel heel kortbij van boom tot boom of over het pad. En we hebben ook twee soorten slangetjes gezien. Een oranje geval en een bladgroen-exemplaar. Dat laatste ziet er misschien schattig uit, maar mispak je niet, 't is een van de giftigste beesten in zijn genre. Als je gebeten wordt en niet meteen tegengif krijgt, kan je op vier uur tijd al dood zijn. Zeggen ze toch.
Vanvond dan geweldige seafood gegeten in een restootje op het dak van een parkeergarage en daarvoor met ricewine geaperitiefd op het terras van de guesthouse, samen met de eigenaars en twee kerels van het Kuching Visitors Center. Via hen de nodige info over homestays in een longhouse gekregen en meteen afgesproken met de man die alles van hieruit organiseert. Meer nog: 't is allemaal gefixt ondertussen. Morgen vertrekken we voor drie dagen en twee nachten naar een Iban-longhouse op 4u rijden en 2u bootvaren hier vandaan. Hop naar de headhunters dus!
Bisous en tot snel,
x
donderdag 10 januari 2008
Kuching
Joew!
Ons vanochtend schandalig overslapen en bijgevolg in zeven haasten de taxi moeten inspringen om de ochtendvlucht naar Kuching nog te halen.
De rest van de dag verliep gelukkig geheel stressloos en relaxt. Logeren hier in een supercosy guesthouse, uitgebaat door langharige vol getattoeeerde maar oh zo lieve Iban-jongens, een al even langharig en volgetattoeeerd lief meisje en een geimmigreerde Hollandse Ozzy Osbourne look-a-like. Voelden ons meteen thuis :-) Gezellig gepraat, zelfs samen geluncht en daarna met z'n tweetjes de stad ingetrokken.
Kuching ligt aan een rivier en het is heerlijk wandelen over de lange boulevard langs het water. Ijskoffietje hier, slenteren door de straatjes en over de marktjes daar, even bootje varen naar de andere oever om wat met de lokale kids te spelen, ... Ja, je snapt het wel, echt moe hebben we ons niet gemaakt vandaag.
Later op de middag wel nog de shuttle genomen naar het Holiday Inn Damai Beach Resort (een sjiek hotel gelegen op een schiereiland zo'n 35 km hier vandaan), met de intentie om gewoon verder lui te doen en ons daar op het strand of aan het zwembad neer te leggen. Maar wat bleek, bij hoog tij is er daar geen strand meer en het zwembad lag al in de schaduw. Pfff. Een lichte tegenvaller dus.
Dan maar een cocktailtje gedronken met uitzicht op zee en het busje van zeven terug naar het centrum genomen. De dag afgesloten met een zoveelste kom noedels in een spotgoedkope, vuile Chinese eettent om de hoek. Tres local.
erie en wouter
x
Ons vanochtend schandalig overslapen en bijgevolg in zeven haasten de taxi moeten inspringen om de ochtendvlucht naar Kuching nog te halen.
De rest van de dag verliep gelukkig geheel stressloos en relaxt. Logeren hier in een supercosy guesthouse, uitgebaat door langharige vol getattoeeerde maar oh zo lieve Iban-jongens, een al even langharig en volgetattoeeerd lief meisje en een geimmigreerde Hollandse Ozzy Osbourne look-a-like. Voelden ons meteen thuis :-) Gezellig gepraat, zelfs samen geluncht en daarna met z'n tweetjes de stad ingetrokken.
Kuching ligt aan een rivier en het is heerlijk wandelen over de lange boulevard langs het water. Ijskoffietje hier, slenteren door de straatjes en over de marktjes daar, even bootje varen naar de andere oever om wat met de lokale kids te spelen, ... Ja, je snapt het wel, echt moe hebben we ons niet gemaakt vandaag.
Later op de middag wel nog de shuttle genomen naar het Holiday Inn Damai Beach Resort (een sjiek hotel gelegen op een schiereiland zo'n 35 km hier vandaan), met de intentie om gewoon verder lui te doen en ons daar op het strand of aan het zwembad neer te leggen. Maar wat bleek, bij hoog tij is er daar geen strand meer en het zwembad lag al in de schaduw. Pfff. Een lichte tegenvaller dus.
Dan maar een cocktailtje gedronken met uitzicht op zee en het busje van zeven terug naar het centrum genomen. De dag afgesloten met een zoveelste kom noedels in een spotgoedkope, vuile Chinese eettent om de hoek. Tres local.
erie en wouter
x
woensdag 9 januari 2008
Mulu en Bandar Seri Begawan-Brunei
Hi!
Miri was de (we geven het toe) redelijk magere proloog van ons Borneo-boek, maar dit is het eerste hoofdstuk van ons echte verhaal. Het verhaal van twee zwetende mensen te midden van een magistraal stukje natuur, vol unieke fauna& flora en hier en daar een bijzondere local.
Mulu is een onmetelijk groot nationaal park dat vooral uit jungle bestaat, maar ook enkele bijzondere grotten herbergt. Die grotten hebben we op dag 1 en in de voormiddag van dag 2 bezocht. Mooi, maar niet onvergetelijk. Het coolste waren de miljoenen vleermuizen die bij valavond uit de Deer Cave kwamen gevlogen. Een redelijk surrealistisch zicht!
En dan begon het echt... Een 8 km lange wandeling naar Camp 5, de uitvalsbasis (heel basic: slapen op een matje, koude douches en zelf je potje koken) om de berg te beklimmen vanwaar je uitzicht hebt op de zogenaamde Pinnacles, prachtige limestone-rotsformaties.
Aan die beklimming begonnen we, samen met onze gids Siria (wat een wijf! Echt waar, zo'n slimme, lieve, sterke en boeiende vrouw!) en een Tjechisch koppel (een advocaat en een doctoraatsstudente genetica), om 5u45 de volgende morgen (in het donker maar met koplamp). Drie uur onwaarschijnlijk afzien later stonden we op de top, in de volle zon, van het mooie uitsicht te genieten. Niet zonder enige trots, want de tocht naar boven was- zonder overdrijven- waanzinnig zwaar. Ook al is het maar 2.4 km. Stijl, glad en naar het eind toe heel technisch (met koorden en ladders) en zelfs een beetje gevaarlijk (een stapje te veel naar links of rechts en je ligt plots heel wat dieper!).
Toch was de afdaling zo mogelijk nog helser en nog gevaarlijker (had echt schrik op sommige momenten!) Meer dan vier uur hebben we erover gedaan en het heeft mij letterlijk bloed, zweet en tranen gekost. Hopeloos veel keer tegen de grond gegaan en bij de laatste keer zelfs keihard met mijn knie tegen een rots gebotst. En mocht je nu denken dat ik kleinzerig ben... het bloedde zelfs door mijn broek door!:-)
Enfin, na die twee dagen van fysiek leed, honger en andere ontberingen hebben we onszelf op (bescheiden) decadente wijze beloond met een overnachting in het Royal Mulu resort. Een luxueus mini-dorp op palen dat niet meteen ongecontesteerd is in de regio.
De eigenaar is een hoge pief uit de regering en hij heeft het stuk grond waarop het hotel staat, zonder toestemming en tegen een belachelijk lage prijs 'overgenomen' van de lokale stammen. Een daad die nog altijd zeer diep zit bij die locals. Zo diep zelfs dat de park-rangers niet eens een taxi willen bestellen die je naar daar voert. Toch won de combinatie zwembad- Balinese massage- ontbijtbuffet- kamer met airco het van deze ethische bezwaren. Zonder al te veel schuldgevoel hebben we een middag en een nacht intens genoten. Sorry daarvoor!;-)
Al moet gezegd worden dat de 'restaurant-animatie' niet echt ons ding was. Het bleek Rami Rami Night te zijn en dus werden we tijdens het avondeten getrakteerd op een optreden van het hotelpersoneel... eentje in ware Jetair varieteshow-stijl! Zowel de mannen als de vrouwen hadden zich in stammen-klederdracht gehuld en voerden allerlei (waarschijnlijk) traditionele dansen uit. Met die act hadden ze ooit de (ongetwijfeld gerenomeerde) interhotel-competitie gewonnen, maar wij waren helaas niet onder de indruk. Ronduit hilarisch was het eerder en de luide muziek en het krijgergekrijs en -gestamp werkten ook niet bepaald eetlustbevorderend!:-)
Vanochtend dan weer in alle vroegte naar het lokale vliegveld. Een luchthaven naar mijn hart. Eentje zoals er meer zouden moeten zijn: 1 X-ray bagage-machine (waar alleen je grote bagage door moet), 1 loket (waar de tickets nog met de hand uitgeschreven worden) en 1 gate (zijnde een deur waarlangs je rechtstreeks het tarmac oploopt om dan in je vliegtuig te stappen).
Na amper een half uurtje in de lucht waren we terug in Miri en daar stond een chauffeur (die we via het guesthouse geregeld hadden) ons op te wachten. De man sprak amper twee woorden Engels, was vrijwel constant aan het bellen (wat een afschuwelijk beltoontje!), maar hij bracht ons in drie uur tijd en na onnoemelijk veel bizarre tussenstops (ben er zeker van dat ie er nog een of ander louche handeltje op nahield!) naar onze bestemming: Brunei. Een steenrijk olie-staatje dat tussen de twee provincies van Maleisisch Borneo (Sarawak en Sabah) gekneld ligt. De heersende sultan is een tijd lang de rijkste man ter wereld geweest, maar die titel is hij helaas kwijt ondertussen. En dat zou wel eens iets te maken kunnen hebben met het feit dat zijn broer, nota bene de minister van financieen, het grootste deel van de staatskas zelf opgesoupeerd heeft. Nepotisme is dus ook niet alles!
Heel veel is er niet te zien, maar die paar uurtjes ter plaatse hebben we toch meer dan aangenaam kunnen vullen met een bezoek aan de grote moskee en twee zalige boottochtjes op de rivier. Die leidden ons langs Kampung Ayer (een grote stad op het water, met echt alles erop en eraan: scholen, tankstations, winkels,... You name it, they have it... op palen!), een mangrove waar je neusapen van boom tot boom kan zien springen en het paleis van de Sultan (een beetje een tegenvaller eigenlijk: dat ding is naar het schijnt fenomenaal groot en decadent, maar het is volledig omzoomd door bomen en dus zie je vanop de rivier en vanop de weg enkel een klein stukje. En binnen gaan in het domein is ook geen optie, want dat is maar drie dagen per jaar geopend).
De terugreis was korter dan de heenreis, maar zo mogelijk nog irritanter. De driver had dit keer geen gsm, zakken rijst en blikjes frisdrank bij om hier en daar om te ruilen, maar wel een (zijn??) vrouw. Jawadde, wat hebben wij ons aan dat duo geergerd. Onophoudelijk werd er over en weer gekwetterd op een onmenselijk trommelvlies-aantastend hoog en luid toontje!
Wouter stapte compleet opgefokt uit aan ons guesthouse, ik ben 'zen' gebleven. Ja ja, een mens reist om te onstpannen!;-)
Morgen vliegen we door naar Kuching. Tot snel voor meer nieuws en foto's (als het internet wat sneller gaat tgenminste)!
x
Miri was de (we geven het toe) redelijk magere proloog van ons Borneo-boek, maar dit is het eerste hoofdstuk van ons echte verhaal. Het verhaal van twee zwetende mensen te midden van een magistraal stukje natuur, vol unieke fauna& flora en hier en daar een bijzondere local.
Mulu is een onmetelijk groot nationaal park dat vooral uit jungle bestaat, maar ook enkele bijzondere grotten herbergt. Die grotten hebben we op dag 1 en in de voormiddag van dag 2 bezocht. Mooi, maar niet onvergetelijk. Het coolste waren de miljoenen vleermuizen die bij valavond uit de Deer Cave kwamen gevlogen. Een redelijk surrealistisch zicht!
En dan begon het echt... Een 8 km lange wandeling naar Camp 5, de uitvalsbasis (heel basic: slapen op een matje, koude douches en zelf je potje koken) om de berg te beklimmen vanwaar je uitzicht hebt op de zogenaamde Pinnacles, prachtige limestone-rotsformaties.
Aan die beklimming begonnen we, samen met onze gids Siria (wat een wijf! Echt waar, zo'n slimme, lieve, sterke en boeiende vrouw!) en een Tjechisch koppel (een advocaat en een doctoraatsstudente genetica), om 5u45 de volgende morgen (in het donker maar met koplamp). Drie uur onwaarschijnlijk afzien later stonden we op de top, in de volle zon, van het mooie uitsicht te genieten. Niet zonder enige trots, want de tocht naar boven was- zonder overdrijven- waanzinnig zwaar. Ook al is het maar 2.4 km. Stijl, glad en naar het eind toe heel technisch (met koorden en ladders) en zelfs een beetje gevaarlijk (een stapje te veel naar links of rechts en je ligt plots heel wat dieper!).
Toch was de afdaling zo mogelijk nog helser en nog gevaarlijker (had echt schrik op sommige momenten!) Meer dan vier uur hebben we erover gedaan en het heeft mij letterlijk bloed, zweet en tranen gekost. Hopeloos veel keer tegen de grond gegaan en bij de laatste keer zelfs keihard met mijn knie tegen een rots gebotst. En mocht je nu denken dat ik kleinzerig ben... het bloedde zelfs door mijn broek door!:-)
Enfin, na die twee dagen van fysiek leed, honger en andere ontberingen hebben we onszelf op (bescheiden) decadente wijze beloond met een overnachting in het Royal Mulu resort. Een luxueus mini-dorp op palen dat niet meteen ongecontesteerd is in de regio.
De eigenaar is een hoge pief uit de regering en hij heeft het stuk grond waarop het hotel staat, zonder toestemming en tegen een belachelijk lage prijs 'overgenomen' van de lokale stammen. Een daad die nog altijd zeer diep zit bij die locals. Zo diep zelfs dat de park-rangers niet eens een taxi willen bestellen die je naar daar voert. Toch won de combinatie zwembad- Balinese massage- ontbijtbuffet- kamer met airco het van deze ethische bezwaren. Zonder al te veel schuldgevoel hebben we een middag en een nacht intens genoten. Sorry daarvoor!;-)
Al moet gezegd worden dat de 'restaurant-animatie' niet echt ons ding was. Het bleek Rami Rami Night te zijn en dus werden we tijdens het avondeten getrakteerd op een optreden van het hotelpersoneel... eentje in ware Jetair varieteshow-stijl! Zowel de mannen als de vrouwen hadden zich in stammen-klederdracht gehuld en voerden allerlei (waarschijnlijk) traditionele dansen uit. Met die act hadden ze ooit de (ongetwijfeld gerenomeerde) interhotel-competitie gewonnen, maar wij waren helaas niet onder de indruk. Ronduit hilarisch was het eerder en de luide muziek en het krijgergekrijs en -gestamp werkten ook niet bepaald eetlustbevorderend!:-)
Vanochtend dan weer in alle vroegte naar het lokale vliegveld. Een luchthaven naar mijn hart. Eentje zoals er meer zouden moeten zijn: 1 X-ray bagage-machine (waar alleen je grote bagage door moet), 1 loket (waar de tickets nog met de hand uitgeschreven worden) en 1 gate (zijnde een deur waarlangs je rechtstreeks het tarmac oploopt om dan in je vliegtuig te stappen).
Na amper een half uurtje in de lucht waren we terug in Miri en daar stond een chauffeur (die we via het guesthouse geregeld hadden) ons op te wachten. De man sprak amper twee woorden Engels, was vrijwel constant aan het bellen (wat een afschuwelijk beltoontje!), maar hij bracht ons in drie uur tijd en na onnoemelijk veel bizarre tussenstops (ben er zeker van dat ie er nog een of ander louche handeltje op nahield!) naar onze bestemming: Brunei. Een steenrijk olie-staatje dat tussen de twee provincies van Maleisisch Borneo (Sarawak en Sabah) gekneld ligt. De heersende sultan is een tijd lang de rijkste man ter wereld geweest, maar die titel is hij helaas kwijt ondertussen. En dat zou wel eens iets te maken kunnen hebben met het feit dat zijn broer, nota bene de minister van financieen, het grootste deel van de staatskas zelf opgesoupeerd heeft. Nepotisme is dus ook niet alles!
Heel veel is er niet te zien, maar die paar uurtjes ter plaatse hebben we toch meer dan aangenaam kunnen vullen met een bezoek aan de grote moskee en twee zalige boottochtjes op de rivier. Die leidden ons langs Kampung Ayer (een grote stad op het water, met echt alles erop en eraan: scholen, tankstations, winkels,... You name it, they have it... op palen!), een mangrove waar je neusapen van boom tot boom kan zien springen en het paleis van de Sultan (een beetje een tegenvaller eigenlijk: dat ding is naar het schijnt fenomenaal groot en decadent, maar het is volledig omzoomd door bomen en dus zie je vanop de rivier en vanop de weg enkel een klein stukje. En binnen gaan in het domein is ook geen optie, want dat is maar drie dagen per jaar geopend).
De terugreis was korter dan de heenreis, maar zo mogelijk nog irritanter. De driver had dit keer geen gsm, zakken rijst en blikjes frisdrank bij om hier en daar om te ruilen, maar wel een (zijn??) vrouw. Jawadde, wat hebben wij ons aan dat duo geergerd. Onophoudelijk werd er over en weer gekwetterd op een onmenselijk trommelvlies-aantastend hoog en luid toontje!
Wouter stapte compleet opgefokt uit aan ons guesthouse, ik ben 'zen' gebleven. Ja ja, een mens reist om te onstpannen!;-)
Morgen vliegen we door naar Kuching. Tot snel voor meer nieuws en foto's (als het internet wat sneller gaat tgenminste)!
x
vrijdag 4 januari 2008
Miri (Borneo)
Joewkes!
Na drie weken jungle en semi-afgelegen stranden zullen we waarschijnlijk hopeloos terug verlangen naar de drukte van de stad. Maar vanochtend waren we meer dan blij om het gewoel en gekrioel van KL achter ons te laten.
We fixten onverwachts een goedkope taxi van ons guesthouse naar de luchthaven, met als iets minder interessant neveneffectje wel, dat we daar nog drie uur zoet moesten maken. Enfin, beetje lezen dan maar en vooral proberen om in die bijtende airco-vrieskou een beetje slaap in te halen (jawel, de jetlag laat zich nog altijd voelen!).
Ondertussen schrijf ik dit bericht vanuit Miri in Borneo. Onze eerste en hopelijk totaal onrepresentatieve bestemming op dit eiland. Een slaperig stadje dat veel weg heeft van een outletstore-area (of hoe noem je zoiets?:-)). Vergane glorie zonder dat het ooit gloriedagen gekend heeft. En bevolkt door nogal schuwe mensen die mij (en vooral mijn witte velletje) ongeneerd aangapen.
Bon, morgenvroeg zijn we hier alweer weg, want dan vliegen we door naar Gunung Mulu. Een nationaal park waar we vier dagen zullen rondtrekken.
Tot daarna!
Erika en Wouter
Na drie weken jungle en semi-afgelegen stranden zullen we waarschijnlijk hopeloos terug verlangen naar de drukte van de stad. Maar vanochtend waren we meer dan blij om het gewoel en gekrioel van KL achter ons te laten.
We fixten onverwachts een goedkope taxi van ons guesthouse naar de luchthaven, met als iets minder interessant neveneffectje wel, dat we daar nog drie uur zoet moesten maken. Enfin, beetje lezen dan maar en vooral proberen om in die bijtende airco-vrieskou een beetje slaap in te halen (jawel, de jetlag laat zich nog altijd voelen!).
Ondertussen schrijf ik dit bericht vanuit Miri in Borneo. Onze eerste en hopelijk totaal onrepresentatieve bestemming op dit eiland. Een slaperig stadje dat veel weg heeft van een outletstore-area (of hoe noem je zoiets?:-)). Vergane glorie zonder dat het ooit gloriedagen gekend heeft. En bevolkt door nogal schuwe mensen die mij (en vooral mijn witte velletje) ongeneerd aangapen.
Bon, morgenvroeg zijn we hier alweer weg, want dan vliegen we door naar Gunung Mulu. Een nationaal park waar we vier dagen zullen rondtrekken.
Tot daarna!
Erika en Wouter
Abonneren op:
Posts (Atom)